Spelen met taal is leuk. Om goed te kunnen taalspelen heb je regels nodig, maar soms ook juist weer niet. Regels geven een kader, maar het is niet de bedoeling dat ze de creativiteit in de kiem smoren. Als je het mij vraagt.
Onlangs verzon ik het ippen. Ik knip stukjes van langere woorden af, aan de voorzijde, waardoor een nieuw woord ontstaat. Dat nieuwe woord moet wel aannemelijk zijn als woord, dus daar hebben we wat regels te respecteren.
Voorbeeld: ippen met ‘aannemelijk’ leidt tot de ipsels annemelijk, nnemelijk, nemelijk, emelijk, elijk, lijk, ijk en jk. Niet alle resultaten zijn even geschikt als nieuw woord. Nnemelijk is onwaarschijnlijk als Nederlands woord, net als jk. Lijk en ijk bestaan al en zijn dus niet interessant. Annemelijk lijkt me te veel op het origineel en nemelijk vind ik niet echt verrassend of vernieuwend. Ik kies het ipsel waar ik zelf het meeste plezier in heb, en dat is meestal ook een woord met een betekenis die aansluit bij wie ik ben en wat er op dit moment in mijn leven gaande is.
Van welke soort het nieuwe woord is (werkwoord, zelfstandig naamwoord, etc.) is dan weer een gevolg van de eigenschappen van onze taal. In dit geval zijn het regels die niet belemmeren, maar kaderen en het mogelijk maken om een nieuwe betekenis te verzinnen.
Net als boekselen (en alle andere vormen van creativiteit) is ippen niet alleen maar leuk, het kan het ook een vorm zijn van zelfreflectie, verwerking en tot rust komen. En het is een oefening in taalcreativiteit, waar je als schrijver, blogger of journaler profijt van hebt.
In deze blog vind je meer voorbeelden van nieuwe woorden die ik vond door te ippen: Ovenschool en Arentaal.